Home - ProTrevi Appuntamenti Ricettività11 E-mail ProTrevi

 

giubil03.JPG (5965 byte)

itinerario giubilare De Kerk van S. Francesco Italiano.gif (234 byte)  

(di Carlo Roberto Petrini)

EERSTE FRANCISCAANS VERBLIJF
 

Note

 

 

1) Wanding, Annales Minorum, 1, 153. Jacobilli, Vita dei Santi, cap. 51, f.104, tomo 3, f. 60. Iacobilli, Cronaca di Sassovivo, cap. 51, f. 227.
2) Aurelio Bonaca, Le memorie francescane di Trevi, Firenze 1926, p. 6.
3) Durastante Natalucci, Historia Universale dello Stato Temporale ed Ecclesiastico di Trevi,1745, a cura di Carlo Zenobi, Foligno 1985.

4) A.Bonaca, Le memorie ..., p. 28.

 

5) C. Zenobi, Il Monastero di Santa Chiara in Trevi, ms. 1994, p.8; Angelo Niccacci, Il Convento di San Martino in Trevi, ms. 1997, pp. 21-22
6) Enrico Guidoni, La città dal Medioevo al Rinascimento, Bari 1981, pp. 123-158.

 

 

7) A. Bonaca, Le memorie…, pp.28.

8) A. Bonaca, Le memorie…, pp.28-29.

 

 

9) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, cc. 53-733.

 

 

10) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, cc. 1130-1131, 1160-1161.

 

 


11) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, cc. 184-185.


12) C. Zenobi, Storia di Trevi 1746-1946, Foligno 1987, pp. 120-122.

Als je een overzichtfoto van Trevi bekijkt, kan je bemerken dat het Franciscaans Complex, kerk en klooster, gelegen aan de noordzijde tussen de Romeinse en de middeleeuwse ommuring, een belangrijk deel van het historisch centrum inneemt.

De oorsprong van de plaats, die volgens de overlevering door dezelfde S. Franciscus gesticht is, gaat terug tot 1213 (1) het jaar waarin de Heilige tot de bevolking van Trevi predikte op de Piazza del Comune. In de “De Conformitate” van Pisani wordt verteld dat, terwijl S. Franciscus sprak, een ezel met gebalk de toespraak stoorde en op verzoek van Franciscus “ Broeder ezel, wees stil en laat mij toe te prediken tot het volk” de ezel neerknielde met het hoofd tussen de knieën en in stilte bleef. (2)

Een eerste Franciscaanse nederzetting in Trevi wordt vermeld in een Breve (Pauselijke nota) van Alexander IV uit 1258. Het klooster wordt ook vermeld in de Pauselijke Bul van Honorius IV uit 1285 (3), waarmee de Paus  de Guardiaan (=overste van een Franciscanerklooster) belast om voor de Trevani die Perugia, opstandig tegen de kerk, in de oorlog tegen Foligno geholpen hadden (4), de excommunicatie op te heffen. Dergelijke belangrijke opdracht, waarbij de Guardiaan verkozen werd boven de andere kerkelijke autoriteiten van de plaats, maakt duidelijk dat het klooster een zekere belangrijke positie bereikt had. Hieruit dient men te onthouden dat de aanwezigheid van het klooster dateert, ook leefde S. Franciscus niet meer, van een weinig na zijn dood, zodat de 27 jaar tussen de Breve van  Alexander IV uit 1258 en deze van Honorius IV uit 1285,  een te korte periode zijn om er een noemenswaardige belangrijkheid aan te geven. (5).

Het is genoteerd dat van 1285 af het klooster zijn belang had binnen de middeleeuwse stad (6)

 De Franciscaanse orde werd goed ontvangen door de bevolking zodat het vanaf  het begin met de Comune meewerkte ten einde de vrede tussen de verschillende delen van de stad te garanderen en te behouden; door hun sociaal engagement en  bemiddeling genoten de Fraters een groot vertrouwen en prestige, zozeer de gemeentelijke  leiding steeds de broeders erkentelijk was met overvloedige giften, aalmoezen en hulp. Ieder jaar gaven zij hen geld voor de pijen en kwamen tussen in de kosten van enkele religieuze feesten (7). In 1277  gaf de Comune hen water met de constructie van een aangepaste kanaal (aptum et bene preparatum ad aquam ducendam), een voordeel dat alleen aan personen van grote waarde en een speciale aandacht waard, gegeven werd (8)

 Aan de Fraters van S. Franciscus werd één van de drie sleutels, die de belangrijke documenten van de Gemeenschap afsloten en die bewaard werden in het archief, “Notitie van de Drie sleutels” genoemd, toevertrouwd(9). Het klooster bewaarde een belangrijke bibliotheek die in 1469  verrijkt met de Medicinale teksten, geschonken door de Trevaanse dokter Berardo Mazzieri, die de kloosterbibliotheek zijn patrimonium waardig achtte. Berardo Mazzieri was arts van Paus Eugenio IV en Niccolo V. Hij werd verplicht te vluchten omdat het beschuldigd werd Malatesta Baglioni, van wie hij de vertrouwensarts was, te hebben vergiftigd. (10)

 

Het belang van het klooster werd nooit minder zodat de Provinciale Kapitels van 1544 en 1566 er gehouden werden. Tijdens het eerste ervan delibereerden de gemeentelijke leiders erover aan de Fraters una coppa di grano ed una soma di vino (een beker graan en een hoeveelheid wijn) te geven. Door de Comune werden ook in 1648 donaties gedaan voor de heropbouw van het klooster (11).

 

Door het decreet 28 mei 1810, dat volgde op de aanhechting van de Kerkelijke Staten bij  het Franse Keizerrijk, werden kloosters, abdijen en kerkelijke corporaties opgedoekt. De Fraters verlieten hun klooster en keerden er nooit weer. Het archief en de bibliotheek werden volledig verspreid (12).

 

DE KERK

Note

13) Silvestro Nessi, Trevi e dintorni, seconda edizione, Trevi 1991, p.24.

14) L’iscrizione è stata letta per la prima volta dal prof. Silvestro Nessi sul calco fatto da Giuseppe Zenobi in occasione della costruzione dell’impalcatura per il restauro della controfacciata.

 

 

 

15) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 175. S. Nessi, Trevi e …, p. 24.

 

 

16) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c.175.

 

 

17) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 746.

18) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 809.

19) C. Zenobi, Storia di Trevi, p. 315.

 

 

 

 

 

20) C. Zenobi, Storia di Trevi, pp. 201,315-316,341.

De eerste kerk die deel uitgemaakt zou hebben van het klooster was de Romaanse kerk van Sancta Maria, waarover wij getuigd hebben in het grafschrift, heden ingemuurd in de kroonlijst van het timpaan of gevelveld van de oostelijke muur (13).  Het grafschrift omlijst een kruis met bloemversiering en is: MAG(iste)R ANGELO FECIT HOC OP(us) AN(n)O D(omi)NI MCCLXVIII M(en)SE MAII. AVE MARIA GRA(tia plena) DOMIN(us) TECU(m) B(e)N(e)D(i)CTA TU. (14)

Vertaling: MEESTER ANGELO MAAKTE DIT WERK IN HET JAAR DES HEREN MCCLXVIII (1268) IN DE MAAND MEI. WEES GEGROET MARIA, VOL VAN GRATIE, DE HEER ZEGENE U.

 

Van deze kerk blijven nog enkele delen van de oostelijke deel van de gevel, ingecorporeerd in de actuele muur van de achterkant van de kerk, bedekt met een coulisse (doek) van Valadier.

Van de originele voorgevel blijft het muurgordijn in locale kalksteenblokken, het portaal en afdekking  van de rozet, die daarop op de huidige positie werd verplaatst.

De 7de mei 1291 stond Nicolaas IV een aflaat toe aan zij die de kerk bezocht hadden op de feestdagen van de Madonna, San Franciscus, San Antonius en de verjaardag van de inzegening.

Tussen het  einde van de 13de eeuw en het begin van de volgende eeuw begon de  bouw van de nieuwe kerk , waarin in 1310 met veel eer de GelukzaligeVentura begraven werd , die lang in een kluizenaarshut in Pissignano leefde, en wiens faam van heiligheid en eerbied bij de mensen ervoor zorgde dat de originele benaming van S. Maria veranderde in deze van GelukzaligeVentura (15)

In 1354 begonnen de uitbreidingswerken. De Gemeente gebood aan alle inwoners een hoeveelheid brandhout aan te brengen om de kalk voor de uitbreiding van de kerk van B. Ventura,  quae noviter aedificatur aan te maken , en in 1358 verplichtte het alle inwoners van de wijk Matigge, die lastdieren actas ad salmam portandam,hadden,  ieder een hoeveelheid stenen  te transporteren binnen een periode van 10 dagen en uit te houwen uit de groeve van de  Colle di Paterno. (16)

Tijdens de periode van de Comune, werd de volksvergadering, wanneer het door het slechte weer niet mogelijk was op de Piazza, geconvoceerd in de kerk, en er samengeroepen  om met zijn 600 à 700 over belangrijke zaken te spreken en met opgeheven hand te stemmen om tot een oplossing te komen = "arenga" per "risolvere affari di grande importanza intervenendovi circa 600, 700 persone alla volta, che davano il loro pare invece del voto, con l’alzar le mani, osservandosi in tal modo se la sua maggior parte l’avesse alzate per averne la risoluzione" . (17)

De  Comune  aanvaardde gedurende een bepaalde tijd de kosten van de prediker"in tempo di quadragesima"  in de Vastentijd (18)

De kerk werd in de loop van de 16de eeuw verder gerestaureerd en in 1777 werd de vloer in baksteen opnieuw gelegd.(19)

Op 27 november 1859 werd naar  de kerk de Pia Unione di San Giuseppe (opgericht door Don Ludovico Pieri) overgebracht, die er nadien het eigendom van verwierf en aan wie wij de restauratie van het begin van de 20ste eeuw te danken hebben. Een steen herinnert aan dit evenement "IL GIORNO 11 SETTEMBRE 1910 QUESTA CHIESA RIDOTTA AL SUO CLASSICO STILE / PER OPERA DELLA CONFRATERNITA DI SAN GIUSEPPE / E BENEMERITI CITTADINI / VENIVA RIAPERTA SOLENNEMENTE AL CULTO PONTIFICANDO S.ECC. L’ ARCIVESCOVO SERAFINI / ASSISTITO DA S. EM. IL CARDINAL LORENZELLI / DAL PONTIFICIO COLLEGIO BOEMO / CON MUSICA ESEGUITA DALLA SCHOLA CANTORUM DEGLI ALLIEVI SALESIANI".  Twaalf jaar later, in 1922 werd de kerk opgeëist door de gemeente voor drie jaar als graanmagazijn" requisita dal Comune per tre anni ed adibita a magazzino del grano". (20)  In 1970 werd het dak gereconstrueerd en onderging het enkele onderhoudswerken. Heropend in 1985 werd het niet alleen een cultusplaats maar ook een ruimte voor tentoonstellingen en culturele manifestaties.

 

BESCHRIJVING

Note


21) Henry Thode, Francesco d’Assisi e le origini del Rinascimento in Italia, a cura di Luciano Bellosi, Roma 1993, pp. 259-260, 505; AA.VV. Francesco d’Assisi, Chiese e Conventi, Milano 1982, pp. 136-138. S. Nessi, Trevi e dintorni…, p.26.

22) Zenobi ricostruisce la data in MCCCC. La lunetta del Portale è stata attribuita dal Todini al Maestro dell’Abside destra di San Francesco a Montefalco come le Storie di sant’Onofrio nella parte destra della chiesa e San Michele Arcangelo nella controfacciata. Filippo Todini, La pittura Umbra dal Duecento al primo Cinquecento, Milano 1989, p. 104.
23) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 182.

 

 

 

 

 

 

24) C. Zenobi, Storia di Trevi, p. 226.

 

 

25) C. Zenobi, Storia di Trevi, pp. 34,315.

 

26) Le Storie della Vita della Madonna dell’abside sono da attribuire, secondo il Todini, al Maestro di Trevi, «attivo in area folignate intorno alla meta del XIV secolo». Dello stesso Maestro sono anche gli affreschi delle cappelle laterali. F. Todini, La pittura umbra…, p. 200.

 

 

27) Rosalind Brooke, Cristopher Brooke, La religione popolare nell’europa medioevale, Bologna 1989, p. 40.

 

28) La croce dipinta su tavola sagomata è opera, per il Todini, del Maestro del Dittico Poldi Pezzoli. F. Todini, La pittura umbra…, p.129. F. Todini, La pittura in Italia-Il Duecento e il Trecento in Umbria e il Cantiere di Assisi, in La pittura in Italia - Il Duecento e il Trecento, tomo II, Milano 1986, p. 405, 601, 614; Francesco Rossi, Per l’iconografia di san Nicola di Tolentino: un Dossale spoletino in Vaticano, in "Arte e spiritualità nell’ordine agostiniano e il Convento di san Nicola a Tolentino", Tolentino 1994, pp. 93-99.

29) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 180; Silvestro Nessi, Dall’Eremo al cenobio. Insediamenti inediti nel territorio di Trevi, in "Spoletium" n.33, Spoleto 1988, pp. 76-80.

 

 

 

 

30) Mario Sanfilippo, Dentro il Medioevo, Firenze 1990, pp. 153-159.

 

 

31) Nel nome di Cristo Amen. Nell’anno del Signore 1357, indizione X°, al tempo di Papa Innocenzo VI°, nel mese di Novembre. Questo è il sepolcro del signor Valente del signor Giacomo da Trevi e dei suoi eredi, fatto in questa sua cappella da lui costruita sotto il nome di S. Antonio. La quale sepoltura è stata fatta a perpetua memoria e testimonianza di questa cosa. E’ la prima testimonianza epigrafica della illustre famiglia Valenti. E’ da supporre che la tomba sia stata sotto il pavimento della stessa cappella.
D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 1105.
32) S. Nessi, Trevi e dintorni…, p.28.

 

 

 

 

 

33) C. Zenobi, Storia di Trevi…, p.201

 

 

 

 

 

 

 

 

34) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, cc. 178-179.

 

35) Ad Avanzino Nucci vanno attribuite anche le tele ai lati dell’altare con le storie di San Francesco, (la visione dei Troni e la liberazione del carcerato, San Diego e il Beato Ventura) L. Barroero, V. Casale,
G.Falcidia, F. Pansecchi, G. Sapori, B. Toscano, Pittura del Seicento,Ricerche in Umbria, Perugia 1989, p. 225.

 

 

 

 

 

36) Montefalco, Arch. Not., Rogito not. Di Pompeo di Ser Nicola, 22 Sett.1509.

 

37) Relazione storico-artistica sull’organo cinquecentesco della Chiesa di San Francesco in Trevi, di Oscar Mischiati e Wijnand Van de Pol.

38) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, cc. 179-180.

 

39) Oscar Mischiati e Wjinand Van de Pol, Relazione storico-artistica.

 

 

40) Carlo Roberto Petrini, L’Organo di San Francesco a Trevi, in "Spoletium"nr.36-37, Spoleto 1992, p. 109.

41) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 177. Mariano Guardabassi, Indice-guida dei monumenti pagani e cristiani…nella provincia dell’Umbria, Perugia 1872, p. 344.

42) Ancora l’immagine del B. Urbano V, il primo papa tornato a Roma dopo l’esilio avignonese. Egli viene raffigurato in trono con le Reliquie delle teste dei SS. Pietro e Paolo, da lui rinvenute.
43) Pittore che fa parte di quella interessante corrente manieristica, ruvida ed istintiva, che si diffuse nella Valnerina per tutto il ‘500 e gli inizi del ‘600. Fabio Angelucci, ativo dal 1568 al 1603, lo troviamo operoso a Trevi fin dal 1568 per decorare la cappella municipale di S. Maria ora andata perduta, ed alcune cappelle sepolcrali dei Valenti, tra cui quelle di sant’Ubaldo, con le sue storie e l’Annunciazione, nella Chiesa rinascimentale della Madonna delle lacrime in Trevi.

 

44) Luigi Fausti, Don Pietro Bonilli, Spoleto 1936. Ildefonso Schuster, Profilo storico del B. Placido Riccardi O.S.B., Milano 1954. Ottorino Pietro Alberti, Don Ludovico Pieri, Spoleto 1987, pp. 26-79.

45) F. Todini, La pittura umbra…, p.104.

46) C. Zenobi, Storia di Trevi, p. 227.

 

47) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c.178.

 

 

48) L’opera è stata attribuita al Ciburri dal Nessi e «mostra una suggestione della Pentecoste di Cesare Nebbia nel Duomo di Perugia» . AA.VV., Pittura del ‘600 e ‘700, Ricerche in Umbria, 2, Treviso 1980, p. 487. D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 52. S. Nessi, Trevi e dintorni…, p. 30.

 

 

49) S. Nessi, Trevi e dintorni…, Trevi 1979, p. 56.

 

 

50) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, cc. 177-178.

 

51) AA.VV., Il costume e l’immagine pittorica nel Seicento umbro, Firenze 1984, p. 41; AA. VV. Pittura del Seicento, Ricerche in Umbria, Perugia 1989, p.177.

 

 

 

 

 

52) Sulla vita e l’opera di D. Natalucci consultare la presentazione di Carlo Zenobi alla «Historia Universale».

 

 

De architectonische typologie is zeer eenvoudig en volgens de stijl van de bedelorden: één beuk met een dakstoel in hout, met een vijfhoekige centrale apsis geflankeerd door twee rechthoekige kapellen. De kerk van Trevi herhaalt het schema van de kerk van San Francesco van Montefalco uit het vierde decennium van de 14de eeuw. (21)

 

De zuidelijke kant van de kerk, met steunen in witte en roze steen en onderbroken door halve kolommen in witte steen, bezit een ingangsportaal uit de 13de eeuw, opgebouwd met kolommenbundels, die eindigen met gebladerde kapitelen waarop twee  uitstekende leeuwtjes, die zich verenigen om zo een ogief  te vormen; boven de boog is het mystiek lam gebeiteld. Aan de binnenzijde van de boog is een lunet met een fresco uit het einde van de 14de eeuw met een voorstelling van de Madonna met kind, S. Franciscus, S. Clara en een gedeeltelijk tekst HOC OPUS FECIT FIERI…MCCCC. (22)

 

Aan de rechterkant van het belangrijkste portaal is er een ander minder belangrijk met dezelfde architectonische motieven als de voorgaande. Om de hoek van deze muur kan men de apsis met de twee aanhorende kapellen en de campanile met twee reeksen openingen ,  "formato con pietre quadre" (23) die op de linker kapel steunt, zien . In de klokkentoren wordt een oude klok uit 1341 bewaard.

 

De westgevel, gedeeltelijk verscholen door de voortgang van het façadeproject van het klooster, een werk van Valadier, bezit boven de rozet met kleine stralenkrans die vroeger de voorgevel van de eerste kerk versierde. Aan de muren van de rozet drie kleine dichtgemaakte rozetjes die oorspronkelijk  evenals de grote rozet de façade versierden. Op de plint van het timpaan een opschrift, recentelijk vermeld en beschreven, met aan de zijde een  sculptuur die paus en keizer voorstelt.

 

Aan de binnenzijde wordt de enige beuk verlicht door een monofoor venster, door een groot bifoor venster in het centrum van de apsis en door de rozet, waarlang het licht bij de zonsondergang binnenkomt. Oorspronkelijk was er op rechter muur een ander monofoor venster dat werd dichtgemaakt om in 1620 het altaar van Madonna della Neve te kunnen bouwen.

 

De binnenmuren van de kerk zouden bijna volledig bedekt geweest moeten zijn met fresco’s. Na een ontdekkingscampagne van de schilderingen onder de bleke laag die hen bedekte tussen het einde van de 19de en het begin van de 20ste  eeuw (24) zijn een reeks fresco’s, gedateerd tussen de 14de en 15de eeuw, op uitzondering van één in een nis aan de linkerzijde uit 1577, aan het licht gekomen.

Opeenvolgend waren de fresco’s in meerderheid verborgen  door het overplaatsen met barokaltaren uit de 17de eeuw, volgens de wens en de culturele en godsdienstige verordeningen van die tijd. Enkele altaren werden vervolgens verwijderd in 1753 voor een betere versiering van de ganse kerk "per un migliore ornato di tutta la chiesa" en in  1910, wanneer belangrijke restauratiewerken werden uitgevoerd. (25)

 

Aan de voet van de apsis vinden wij een koor uit de 17de eeuw met in het centrum ervan een koorlessenaar uit dezelfde periode, afkomstig uit de kerk van S. Antonius van de Kapucijnen, nu kapel van het stedelijk kerkhof. De muren bewaren, op 8 carrés verdeeld over twee bovenstaande rijen schilderijen en fresco’s uit het midden van de 14de eeuw met verhalen uit het leven van de Madonna (26). De scenes stellen voor van bovenlinks van de tweede rij: Joachim in de tempel, boodschap aan Joachim, de ontmoeting van Joachim en Anna aan de porta Aurea en de geboorte van de Maagd. Op de eerste rij van links: Maria als kind voorgesteld in de Tempel, de verloving van de Maagd, de Boodschap en de Geboorte.

 

In de lunet de vier evangelisten, van wie alleen Mattheus en Marcus overblijven.  Het motief voor dergelijke afbeeldingen kan vreemd lijken in kerk van de Franciscaanse orde, waar meestal de geschiedenis van de Heilige stichter weergegeven wordt. Hier hebben de broeders, in tegendeel, hulde aan Maria gebracht, niet alleen omdat er een grote devotie voor haar was, maar vermoedelijk ook om de toewijding van de eerste kerk eraan te eren. De gewelven, verdwenen onder de ribben versierd met geometrische motieven en steunend op stenen voeten, zijn beschilderd met een sterrenhemel met bundels van geometrische versieringen. Op de sleutelstenen komen mensachtige figuren voor.

 

De priesterzone wordt vanaf de hoogte verdeeld door een geschilderde houten steunbalk waarop een kruis uit het begin van de 13de eeuw met de gebruikelijke afbeeldingen van de Maagd en Johannes op de zijpanelen, de zegenende Christus bovenaan en S. Franciscus aan de voet van het kruis. (28)

 

Onder de apsis bevindt zich in de normale structuur, de crypte, die in de tweede helft van de 16de eeuw omgevormd werd  tot grafkamer, zoals de grafstenen in de apsisvloer getuigen.

 

 

 

 

Op de achtermuur van de rechterkapel vinden wij twee kleine kolommen in rode steen  met twee versierde kapitelen die een drielobbig kapiteel, die met grote vermoedelijkheid aan een grafmonument uit de 13-14de eeuw toebehoren.

De vele interventies, het  onderhoud en het herschilderen van de architectonische elementen, waarvan de aanbrenging van glanzende vernis,  maken het onmogelijk het werk in zijn originaliteit, enig in zijn soort in de stad, te zien.

Uit documenten blijkt dat aan de basis van de kolommen, daar waar zich vroeger het altaar bevond, in 1523 de beenderen van Beato Ventura, eremiet van Pissignano, op dat moment onderdeel van Trevi plechtig bijgezet werden “ad istanza del sig. Muzio Petroni, con solenne festa e concorso de' populi, specialmente dal Castello di Piscignano". (29) op verzoek van sig Muzio Petroni met een plechtig feest en optocht van het volk, vooral deze uit het Castello di Piscignano. De beenderen werden in waterdicht kasten uit cipressenhout, waarin ook het leven van de gelukzalige, geschreven door Muzio Petroni en door hem gedrukt ingesloten. De kapel droeg het wapenschild van de familie Petroni.

In de 17de eeuw werden stucwerk en het houten beeld van de Onbevlekte Ontvangenis, steeds van dezelfde periode, toegevoegd. Op de linkermuur fresco’s uit de 14de eeuw: bovenaan S. Emiliano, onderaan de heiligen Ventura, Nicolaas en Andrea, boven het timpaan twee profeten, op de tegenoverliggende muur S. Johannes de Doper en in de vensteromlijsting een heilige. Binnen de boog de 4 evangelisten: boven de boog fresco’s uit de 14de eeuw met de heiligen Petrus en Paulus, in het midden een griffoen en in het bovenste deel een heilige minderbroeders in een landschap.

De kapel links is vanaf het begin toegewijd aan S. Antonius van Padua (30). Op de muur achteraan is een gelijkaardig gebouw als in de rechterkapel afgebeeld, in dezelfde staat van bewaring met het heraldisch schild van de Valenti (twee zwarte strepen versierd met sterren inde vorm van het kruis van St Andreas).Aan de ingang van het gebouw bevindt zich de gedenkkroonlijst met de inscriptie in Gotische lettertekens:  IN CHRISTI NOMINE AMEN. ANNO DOMINI MCCCLVII INDITIONE X TEMPORE INNOCENTI PAPAE VI DE MENSE NOVEMBRIS. ISTUD EST SEPULCRUM DOMINI VALENTIS DOMINI IACOBI DE TREBIO ET EIUS HEREDUM FACTUM IN ISTA CAPPELLA PER EUM FACTA SUB VOCABULO SANCTI ANTONII. QUE SEPULTURA FACTA EST AD PERPETUAM HUIUS REI MEMORIAM ET TESTIMONIUM . (31)  De kroonlijst bevatte de basreliëfplaat met een afbeelding van de liggende Valente Valenti nu in de rechtermuur. Men weet niet wanneer de tombe afgescheiden werd, maar vermoedelijk is verplaatsing gebeurd  in de periode van het inbrengen van het altaar van de Goede Jezus( XVIde eeuw),

in welke periode de plaat in de rechtermuur werd ingemetseld en tot op heden is het een zeer eigenaardig voorbeeld van beeldhouwwerk in een beschilderde steen. Valenti is liggend afgebeeld met de rode vest van de magistraat met gouden verbindingen en bruinkleurige wetboeken. Op de bovenste delen staat het wapenschild van de familie. In dezelfde kapel verguld stucwerk en het beeld van  de Padovaanse heilige uit de 18de eeuw. (32) Ter vergelijking het graf van  Ottavia Attavanti en Allessandro Valenti (1576-1577), moeder en zoon, met de afbeelding in reliëf uitgehouwen.

Op wanden met fresco’s uit de 16de eeuw heiligen afgebeeld binnen gebouwen. Zijn te bemerken van links af  de Zalige Urbanus en rechts S. Catharina van Alexandrië en

S. Antonius van Padua. Boven de boog een fragment van een fresco uit de 14de eeuw met vermoedelijk een afbeelding van S. Stefanus. Aan de zijkanten van de apsis staan op een houten sokkel de  houten beelden van S. Clara en S. Franciscus, van een onbekende beeldhouwer uit de 17de eeuw.

Op de linkermuur, boven de ingang van de oude sacristie, twee afbeeldingen van de Madonna met kind en een processiegeheel uit de 19de eeuw met het beeld van de H. Jozef. (33) Tegen de wanden banken van Umbrische makelij uit het begin van de 17de eeuw, met wapenschilden van de familie Lucarini, groen gelakt en vooraan en rugstukken in populierhout met plantenmotieven.

Een kleine deur voert naar de actuele  sacristie, waar zich  een sacristiewastafel in majolica van Gualdese makelijk uit de 17de eeuw bevindt. Het bezit een luifel versierd met bloemen en vruchtenbosjes op de wijze van Della Robbia, en een bekroning in de vorm van een kelk opgeheven door engelen. De onderliggende partij in de vorm van een apsis imiteert een typisch zestiende-eeuwse schelp. Onderaan de wastafel is een deksel waarop een reliëf met geschilderd heuvellandschap met kleiner wordende cipressen, grotten en diverse constructies, vermoedelijk de weergave van de stigmata van S. Franciscus op de berg Verna. Een analoog werk bevindt zich in de kerk van S. Franciscus in Gualdo Tadino.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de linkermuur van het kerkschip staat het altaar van de Stigmata van S. Franciscus. Het werd gemaakt in opdracht van Grifone Petroni op het einde van de 16de eeuw en werd "dotato con scudi 100 e l’oglio per la lampada"( met een schenking  van  100 scudi en olie voor de lampen) e "donato alla Compagnia delle Terziarie Francescane"( gegeven aan de Gemeenschap van de derde Franciscaanse orde) . (34)  Op de rol op de bovenzijde is geschreven: "Domine decorasti me signis Redemptionis nostrae". Het doek binnen een lijst in polichroom stucwerk is versierd zoals het ganse altaar, het stelt S. Franciscus voor die de stigmata ontvangt. Het mag aan Avanzino Nucci. (35) toegeschreven worden.

 

 

 

Op de zijden van de kroonlijst zijn, binnen de raamkozijnen, van boven naar onder afgebeeld: Het visioen van de Tronen, S. Diego en de prediking van S. Franciscus te Trevi. Aan de andere zijde de bevrijding van de gevangene, Beato Ventura en S. Franciscus die de zieken bezoekt. In de top de verheerlijking van S. Francesco. Het altaar is versierd met een voorhang in gips gedateerd 1730 die in het centrum  in een rol de kelk en de hostie voorstelt.

Voor het altaar in de vloer de grafsteen van Grifone Petrone, dokter van het Collegio Perugino, en van Francesco Parriani

Verder tegen de muur van het schip het monumentale orgel, reeds beschouwd als een zeer eigenaardig exemplaar van dit type, dat tijdens de Renaissance definitief muurorgel"rarissimo esemplare superstite di quel tipo che nel Rinascimento veniva definito organo da muro" werd.  Het instrument werd door de fraters van S. Francesco besteld bij meester Paolo Pietro di Palolo di Montefalco, zoals blijkt uit de notariële akte van 22 september 1509 van de hand van notaris  Pompeo di ser Nicola di Montefalco. 

Met deze akte verbond meester Paolo Pietro er zich toe om voor Kerstmis"unum parum organorum" over te dragen aan het klooster voor de prijs van 80 florijnen, naar verhouding van 40 bolognini per florijn, bij een straf van 10 florijnen in geval van niet naleving van het contract. De zware straf zorgde ervoor dat  "paio d’0rgani" ( dat wil zeggen een orgel aan de voorzijde samengesteld met hoofdpijpen en aan de achterzijde met pijpen voor de verschillende registers) voor de eerste keer klonk op Kerstmis 1509. (36)

Het orgel werd voor de eerste keer aangepast in 1526 en vervolgens in de 18de eeuw, met de omwerking van de borst of windkast (somiere) en de toevoeging van de “menselijke stem” en van de hoorns.(37)

 De werken werden uitgevoerd door de familie Fedeli, orgelbouwers uit le Marche, en ook erg actief in Umbria.

Tussen het einde van de 19de en het begin van 20ste eeuw werd het orgel vergroot door Rodolfo Luna, die volgens zijn stijl, toetsen, voetpedalen  , blaasbalg en basgedeelte toevoegde. Het orgel werd zozeer gewaardeerd dat de Gemeente van 1528 tot 1695 het loon van de organist ten laste nam.(38)

 

 

Trevi, Italy - Chiesa di S. Francesco - Organo antico
Trevi -Chiesa di S. Francesco - Organo del 1509

Op dit ogenblik bezit het orgel 37 pijpen in 5 openingen, de centrale pijpen ervan gedraaid,  en een chromatisch klavier  (met halve tonen op en afgaand) van 49 toetsen, een chromatisch voetklavier van 27 pedalen, registers bediend door 6 trekknoppen,  blaasbalg of windkamer (mantice a lanterne), geplaatst op het basement met twee voedingsbalgen aangedreven door pedalen met een mechanische overbrenging van een niet meer gebruikt type.

De oudste vorm van pijpen verschijnt bij de eerste constructie, opgetekend in 1509 en "si tratta del complesso di canne più antico esistente in Umbria ed uno dei più antichi in senso assoluto" . ( het ging om het oudste geheel van pijpen, dat in Umbrie bestaat en voorzeker één van de oudsten in de absolute betekenis van het woord.)(39)

De kast tegen de muur  heeft de voorzijde in bewerkt en a tempera beschilderd hout en is verdeeld in 5 openingen: de grotere in het centrum met de tweede rij “dode” pijpen boven de andere twee kleinere geplaatst. Op de  schilderijen van de kroonlijst staan S. Domenicus, S. Franciscus, aan de zijkant S. Catharina van Siëna en S. Clara. Boven de Boodschap. Op de zangerstribune zijn er 10 gedeelten met doeken op hout voorstellend vanaf de linker flank: S. Didaco, S. Clara van Assisi, S. Bonaventura da Bognoregio.

Verder S. Antonius van Padua, S. Jozef, S. Emiliano, S. Bernardus van Siëna, S. Magdalena, S. Lucrezia, S. Catherina van Alexandrië.

Alle schilderijen dateren uit de 17de eeuw (40)

Aan de linkerkant bevindt zich het altaar met de Kruisiging, dat besteld werd door Pomponio en Christofaro De Angelis in 1597: de kolommen stellen verguld stucmerk met phitomorfe motieven voor. Het doek  stelt de Kruisiging voor en is volgens de lokale overtuiging een goede kopie van Guido Reni. In de top de Hemel (41)

Links van het altaar muurschilderingen uit de 14de eeuw met in het bovenste linkerdeel de afbeeldingen van Paus Urbanus V (42) en S. Catharina van Alexandrië.

In de nis, opnieuw vrijgemaakt in 1832, een fresco uit   1577  van Fabio Angelucci da Mevale. (43) Het grote fresco stelt in het centrum de Madonna met kind op de troon voor, rechts S. Jozef en geknield S. Antonius van Padua, links de aartsengel Gabriel en S. Franciscus van Assisi. In de apsiskalot is de ontmoeting van de vrome vrouwen met Christus voorgesteld.

Van deze voorstelling van de Nazareense familie ontstond de inspiratie voor het begin van de devotie tot de H. Familie bij de Trevaanse priester Ludovico Pieri (1829-1881), wiens stoffelijk overschot rust in het graf in de vloer. De devotie tot de H. Familie verspreidde zich van hier in gans Italië en vooral door het toedoen van don Piettro Bonilli. Dit feit wordt herdacht door de marmeren steen in de flank, waardoor we terzelfdertijd Don Pietro Bonilli en de andere Trevaanse burgers die in de 20ste eeuw werden zalig verklaard: de Franciscaan Antonino Fantosani, bisschop en martelaar en Placido Riccardi, een Benedictijnse monnik (44).

Op de achtermuur een stenen sarcofaag uit de 4de eeuw, reeds onder het oude hoofdaltaar, die het lichaam van de Zalige Ventura bewaarde. Erboven de resten van fresco’s uit de 16de eeuw met afbeeldingen van een heilige en de aartsengel Michael binnen een gebouw.

Links een fresco dat een altaarstuk afbeeldt  uit de Folignaanse school uit de tweede helft van de 15de eeuw met Bernardus van Siëna en Heiligen; in één van de overblijvende punten, de centrale, een Kruisiging.

Nog  op de muur achteraan andere frescofragmenten uit de 14de eeuw. Herkenbaar een kerk en een prelaat en ook een gegeselde Christus.

In het rechterdeel van de beuk fresco’s uit de 16de eeuw met de geschiedenis van San Onofrio (Verschijning van Christus, S. Onofrio in gebed, Dood van de Heilige). (45)

 

In de kleine nis, gebouwd in 1873, staat het  houten polychrome beeld van San Rocco uit de 17de eeuw. (46)

Links staat het altaar toegewijd aan de H. Geest. Het werd opgericht in 1613 door Filippo Palazzi en “dotato di molti beni per una messa al giorno ed il consumo della lampada"  begiftigd met vele gaven voor één mis per dag en het verbruik van de lampen. (47). Het stenen altaar is slechte toestand. Het linkerdeel is onherroepelijk verloren door de waterinsijpeling te wijten aan de breuk in een regenpijp. Een inscriptie met wapenschild op de plinten van de twee colonnes leert ons de datum van de afwerking kennen: "P. PHILIPPUS PALATIUS PHILOSOPHUS ARTIS MEDICINAE DOCTOR OPUS FIERI JUSSIT. / ASCANIUS PALATIUS FRATER EIUS HAEC RES COMPLEVIT A.D. MDCXIII"  namelijk 1613. Het doek stelt ons de verschijning van de H.Geest boven de maagd Maria en de Apostelen voor,samen verenigd in het Cenakel ; onderaan links het zegel van de opdrachtgever en de tekst: "D. PHILIPPUS PALATIUS PHILOSOPHUS ET CIV. PERUSINUS". Het doek is toegeschreven aan Simeone Ciburri (+1614), barokschilder. (48)

Links van het altaar een marmersteen, die herinnert aan de restauratie van 1910 reeds vroeger vermeld. Vervolgens een fresco uit de 14de eeuw waarop de Madonna met kind op de troon.

Aan de linkerkant van de hoofdingang van de kerk staat een renaissanceachtig wijwatervat met een adellijk zegel en een  tekst op het voetstuk:AQUILANT . S/GIRAFERUS.  Erboven een fragment van fresco uit de 15de eeuw met een afbeelding van  S. Antonius van Padua. Er volgt het Fresco met de Madonna en Kind en S. Pietro di Verona, een Dominicaans martelaar, met de naam van de opdrachtgever en de gegevens: HOC OPUS FECIT FIERI LUCAS LUCARELLI MCCCC…, een fresco nochtans gedeeltelijk omlijst met stucwerk in de 17de eeuw, die enkele gelijkenissen vertoont met dezelfde artiest die het gebouw van Silvignano geschilderd heeft. (49)

Vervolgens  het altaar, toegewijd aan de Madonna della Neve, opgericht in 1620 door Allessandro Valenti, een,Trevaanse edelman, op vraag van zijn moeder Ortensia Tomassoni, om de Maagd te eren zoals te lezen valt op de omkadering onder de horizontale lijst te lezen valt:  S. MARIAE AD NIVES. EX PIO LEGATO MATRIS SACELLUM HOC ALEX. VALENTIBUS DICAVIT A. D. MDCXX DIE VERO V AUGUSTI. (50)

 Het doek stelt  de gekroonde Madonna, koningin van  hemel en aarde voor, onderaan S. Petrus en Paulus en in het centrum de zielen van het vagevuur met een melding  "Marde del DIO Extern libertair belichamende alle Fame dell’inferno…".      Het werk is van Ascensidonio Spacca genoemd il Fantino (1557-1646), schilder die de ideale voorstellen van de Reformatie actualiseerde.(51) Aan de zijkanten, aan de binnenzijde van de kroonlijst in stucwerk, fresco’s met Madonnafiguren met verschillende benamingen en Boodschap. In de top de Madonna delle Neve. Het altaar heeft een polichroom altaarstuk in gips gedateerd 1730 met de afbeelding van S. Antonius van Padua binnen een omkadering.

Links tegen het altaar een fragment van een fresco uit de 14de eeuw. Verder een processiestuk uit de 19de eeuw met de afbeelding van de Madonna troosteres der bedrukten, twee voorbeelden van Umbrische handwerkkunst uit de 17de eeuw van de familie Lucarini.

Links een fresco uit de laat 14de eeuw die Presentatie van Christus in de tempel voorstelt: op de zijwanden tussen twee gebouwen een Heilige en de Profetes Anna.

Op de zijkant van de zijingang, boven het wijwatervat S. Antonius Abbate, fragment van een fresco uit de 15de eeuw.

Tussen de grafstenen in de vloer is er deze van de lokale historicus Durastante Natalucci (1687-1772) schrijver van "Historia Universale dello Stato Temporale ed ecclesiastico di Trevi, 1745", edita nel 1985.(52)

 

HET KLOOSTER

Note

53) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, cc. 183-184.

 

 

54) D. Natalucci, Historia ... di Trevi, c. 184.
AA. VV. Pittura del Seicento…, p. 225.
AA.VV., Il costume e l’immagine…, pp. 114-115-116-117.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

55)S. Nessi, Trevi e dintorni…, p. 77.

 

Aan de noordzijde van de kerk is het voormalige klooster van de Franciscanen, gesticht in de 13de eeuw, maar herbouwd vanaf de fundamenten in de jaren 1640-1650 (53)

De architectuur van  het gebouw draait rond het centrale klooster, gevormd door een portiek met pilaren met een achthoekige voet en bogen in alle orden en hogere loggia gemaakt uit bogen in alle orden  met openingen

De lunetten van het portaal zijn versierd met fresco’s die het leven van S.Franciscus van  Bernardino Gagliardi da Città di Castello (1609-1660), "uno dei nomi più prestigiosi sulla ribalta della pittura umbra del suo tempo" , wiens aanwezigheid in Trevi men kan vaststellen in 1645. (54)

De schilderwerken bevinden zich in geen goede staat van bewaring; sommigen ervan zijn volledig vernield door de aanpassingswerken, anderen zijn deels beschadigd door deur- en vensteropeningen. Sommige lunetten zijn opnieuw geschilderd in de 18de eeuw door een Trevaans schilder die ondertekent met de naam"Antonius Birretta de Trebio".

Beginnend met de lunetten aan de rechterzijde van de noordermuur vinden wij: Boodschap van de geboorte; geboorte; de waarschuwing van het Kruis van S. Damiano, het weigeren van  bezittingen voor de bisschop van Assisi; de droom van Paus Innocentius III;  in de korte gang in het gewelf de figuren van de 4 evangelisten; Honorius III keurt de regel goed; het visioen van de brandende kar: S. Franciscus predikt voor de vogeltjes; visioen voor de Troon, de prediking van S. Franciscus op het plein van Trevi; S. Franciscus geneest de blinden en de verminkten; bekoring van de heilige; het mirakel van het kind; de heilige helpt de zieken. Onderaan elke fresco loopt een bundel met versierde en monochrome engeltjes op een blauwe achtergrond en met inscripties en zegels van de opdrachtgevende families Valenti, Luzi, Salvi en Tulli. Men  leest er eveneens de namen van de beroemde Conventuelen: P. Felmice Bantinelli, P. Guiseppe Centronio, guardiaan van het Trevaanse klooster,P. Sante Ruteis, provinciaal overste.

Bernardino Gagliardi beschilderde eveneens met fresco’s de spreekkamer met in het centrum van het gewelf  de extase van S. Francesco en meer bijbelse onderwerpen.

Bij de Napoleontische overheersing werd het klooster gesloten. In 1833 verwierf Kardinaal Emanuele di Gregorio het op eigen kosten, om er het Collegio Lucarini, waarvan hij beschermheer was, er in onder te brengen.

Het gebouw werd herbouwd door de Romeinse architect Guiseppe Valadier die

“ op elegante manier en prachtige ontwerp (Moroni)” het toegankelijk maakte

in slechts 18 maanden.

Op dit moment zijn in het gebouw gehuisvest: De middelbare staatsschool genoemd naar

Tomasso Valenti, beroemd Trevaans historicus, la Raccolta d’Arte di San Francesco en

het Museum van de Olijfcultuur. In het nieuwe sisteem maakt de

Kerk van S. Francesco deel uit van het Museumcomplex.

 

Vertaling en Bewerking: Ludo De Graef - Antwerpen 2010

 

BIBLIOGRAFIA

A. Niccacci, Il Convento di San Martino in Trevi, ms. 1987.
C. Zenobi, Il Monastero di Santa Chiara in Trevi, ms. 1994.
G. Bragazzi, Trevi e dintorni, in "La Rosa dell’Umbria…", Foligno 1864.
M. Guardabassi, Indice-guida dei monumenti pagani e cristiani…nella provincia dell’Umbria, Perugia 1872
G. Angelini Rota, Spoleto e il suo territorio, Spoleto 1920
T. Valenti, Curiosità storiche trevane, Foligno 1922
A. Bonaca, Le memorie francescane di Trevi, Firenze 1926
A. Bonaca, Religione e beneficenza in Trevi (Umbria), Foligno 1935.
A. Bonaca, La Piaggia di Trevi, Trevi, Foligno, 1942.
V. Casale, G. Falcidia, F. Pansecchi, B. Toscano, Pittura del ‘600   –‘700, Ricerche in Umbria, I, Treviso 1980.
S. Nessi, Trevi e dintorni, Trevi 1979.
V. Casale. G. Falcidia, F. Pansecchi, B. Toscano, Pittura del ‘600 -‘700, Ricerche in Umbria, II, Treviso 1980.
AA. VV., Francesco d’Assisi, Chiese e Conventi, Milano 1982.
G. Bertassi, Trittico, Trevi 1984.
AA. VV., Il costume e l’immagine pittorica del ‘600 umbro, Firenze 1984.
D. Natalucci, Historia Universale dello Stato Temporale ed Ecclesiastico di Trevi, 1745 a cura di Carlo Zenobi, Foligno 1985.
AA. VV., La Pittura in Italia –il ‘200 e il ‘300, tomo secondo, Milano 1986.
C. Zenobi, Storia di Trevi, 1746-1946, Foligno 1987.
S. Nessi, "Dall’Eremo al Cenobio". Insediamenti inediti nel territorio di Trevi, in Spoletium n. 33, Spoleto 1988.
O. Pietro Alberti, Don Ludovico Pieri, Spoleto 1988.
L. Borroero, V. Casale, G. Falcidia, F. Pansecchi, G. Sapori, B. Toscano, Pittura del ‘600, Ricerche in Umbria, Perugia 1989.
F. Todini, La pittura umbra dal ‘200 al primo ‘500, Milano 1989.
A. Barbini, Segui le orme, Breve itinerario turistico di Trevi, Trevi 1989.
B. Sperandio, Trevi, in "Umbria Minore", Milano 1990.
S. Nessi, Trevi e dintorni, seconda edizione Trevi 1991.
C.R. Petrini, L’organo di San Francesco a Trevi, in "Spoletium" nr.36-37, Spoleto, 1992.
S. Ceccaroni, Il culto di San Michele Arcangelo nella religiosità medioevale del territorio spoletino, Spoleto 1993.
H. Thode, Francesco d’Assisi e le origini dell’arte del Rinascimento in Italia, a cura di Luciano Bellosi, Roma 1993.

 

Vertaling en Bewerking: Ludo De Graef - Antwerpen 2009

Mini- guide of TREVI          Nederlandse pagina's             Home (Italian)

096


Associazione Pro Trevi - I-06039 TREVI (PG)
E-mail: protrevi@protrevi.com
© 1996-2023 by F. Spellani
Grafica e gestione: Explica s.r.l.
Aggiornamento: 27 aprile 2017.